Cellen opmaken voor het weergeven van verschillende soorten gegevens

U kunt tabelcellen opmaken voor het weergeven van tekst, getallen, valuta, percentages, datum en tijd en duren die een tijdsperiode omvatten (bijvoorbeeld "3 weken 4 dagen 2 uur"). De celnotatie bepaalt hoe de gegevens in de cel worden weergegeven en hoe de celgegevens worden herkend door functies die naar die cel verwijzen.

U kunt ook opgeven hoeveel cijfers er worden weergegeven achter het decimaalteken in cellen met een getal, valuta of percentage. Dit kan zelfs als de exacte waarde die in de cel wordt ingevoerd nauwkeuriger is dan de waarde die u wilt weergeven. Het is wel zo dat altijd de ingevoerde waarde en niet de weergegeven waarde wordt gebruikt in berekeningen, ongeacht het aantal cijfers achter het decimaalteken in de cel. De uitzondering op de regel is wanneer in een formule naar tekst in een cel wordt verwezen. In dat geval wordt de weergegeven waarde gebruikt in de berekening.

U kunt de opmaak van een cel wijzigen, zelfs nadat u al gegevens in een cel hebt getypt. Als u bijvoorbeeld een tabel hebt voor uw maandbudget, kunt u automatisch een euroteken (€) toevoegen aan alle cellen door de cellen een valutanotatie te geven.

Cellen automatisch opmaken

In Pages worden tabelcellen standaard automatisch opgemaakt.

Als u de gegevensnotatie van een cel wijzigt, kunt u altijd teruggaan naar de automatische notatie.

  • Selecteer een cel of celbereik. Kies in het paneel 'Cel' van het infovenster 'Opmaak' de waarde 'Automatisch' uit het venstermenu 'Gegevensnotatie'.

Getallen

Standaard laten cellen die als getallen zijn opgemaakt, evenveel cijfers achter het decimaalteken zien als u hebt getypt. U kunt deze instelling wijzigen, zodat in alle cellen van het type 'Getal' hetzelfde aantal cijfers achter het decimaalteken wordt weergegeven.

Wijzigingen in decimaalinstellingen gelden voor zowel getallen als percentages. Als u het gegevenstype van een cel bijvoorbeeld wijzigt van 'Getal' in 'Percentage', blijft het aantal cijfers achter het decimaalteken gelijk.

  1. Selecteer een cel of celbereik.

  2. Kies in het paneel 'Cel' van het infovenster 'Opmaak' een optie uit het venstermenu 'Gegevensnotatie':

    • Getal: Kies deze stijl om de standaardgetalnotatie toe te passen.

    • Breuk: Kies deze stijl om getallen met een teller en een noemer weer te geven. Kies een optie uit het venstermenu 'Precisie' om het maximale aantal cijfers aan te geven dat u achter het decimaalteken wilt weergeven, of om de waarde af te ronden op de dichtstbijzijnde waarde (helft, kwart, enzovoort).

    • Wetenschappelijk: Kies deze stijl om getallen in de wetenschappelijke notatie weer te geven. Typ in het veld 'Decimalen' het aantal cijfers dat u achter het decimaalteken wilt weergeven of kies 'Autom.' om net zoveel cijfers achter het decimaalteken weer te geven als u typt.

  3. U kunt de getalnotatie op de volgende manieren aanpassen:

    • Het aantal cijfers achter het decimaalteken instellen: Typ in het veld 'Decimalen' het aantal cijfers dat u achter het decimaalteken wilt weergeven. In Pages wordt de weergegeven waarde afgerond in plaats van afgekapt. Als de waarde bijvoorbeeld "5,75" is en u het aantal decimalen op nul instelt, wordt de waarde "6" weergegeven.

    • Het getypte aantal cijfers achter het decimaalteken weergeven in elke cel: Verwijder het huidige aantal in het veld 'Decimalen' of klik op de pijl-omlaag bij 'Decimalen' totdat u bij de instelling 'Autom.' uitkomt.

    • Opgeven hoe negatieve waarden moeten worden weergegeven: Kies een optie uit het venstermenu rechts van het veld 'Decimalen'.

    • Het scheidingsteken voor duizendtallen weergeven: Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken duizendtallen' in.

Valuta (monetaire waarde-eenheid)

Standaard hebben cellen die als valuta zijn opgemaakt, twee cijfers achter het decimaalteken. U kunt deze instelling echter wijzigen om altijd het getypte aantal cijfers weer te geven achter het decimaalteken, of om in alle cellen een vast aantal cijfers weer te geven achter het decimaalteken.

  1. Selecteer een cel of celbereik.

  2. Kies in het paneel 'Cel' van het infovenster 'Opmaak' de waarde 'Valuta' uit het venstermenu 'Gegevensstructuur'.

  3. Voer een of meer van de volgende stappen uit:

    • Het aantal cijfers achter het decimaalteken instellen: Typ in het veld 'Decimalen' het aantal cijfers dat u achter het decimaalteken wilt weergeven. In Pages wordt de weergegeven waarde afgerond in plaats van afgekapt. Als de waarde bijvoorbeeld "5,75" is en u het aantal decimalen op nul instelt, wordt de waarde "6" weergegeven.

    • Het getypte aantal cijfers achter het decimaalteken weergeven in elke cel: Verwijder het huidige aantal in het veld 'Decimalen' of klik op de pijl-omlaag bij 'Decimalen' totdat u bij de instelling 'Autom.' uitkomt.

    • Opgeven hoe negatieve waarden moeten worden weergegeven: Kies een optie uit het venstermenu rechts van het veld 'Decimalen'.

    • Het scheidingsteken voor duizendtallen weergeven: Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken duizendtallen' in.

    • Negatieve getallen in boekhoudstijl gebruiken: Schakel het aankruisvak 'Boekhoudstijl' in om negatieve waarden tussen haakjes weer te geven.

  4. Kies een valutasymbool, bijvoorbeeld 'Euro (€)' uit het venstermenu 'Valuta'.

Percentages

Standaard laten cellen die als percentages zijn opgemaakt, evenveel cijfers achter het decimaalteken zien als u hebt getypt. U kunt deze instelling wijzigen, zodat in alle cellen hetzelfde aantal cijfers achter het decimaalteken wordt weergeven.

Wijzigingen in de decimaalinstellingen gelden voor zowel percentages als getallen binnen een geselecteerd celbereik. Als u de notatie van een cel bijvoorbeeld wijzigt van een percentage in een getal met decimalen, blijft het aantal cijfers achter het decimaalteken gelijk.

  1. Selecteer een cel of celbereik.

  2. Kies in het paneel 'Cel' van het infovenster 'Opmaak' de waarde 'Percentage' uit het venstermenu 'Gegevensnotatie'.

  3. Voer een of meer van de volgende stappen uit:

    • Het aantal cijfers achter het decimaalteken instellen: Typ in het veld 'Decimalen' het aantal cijfers dat u achter het decimaalteken wilt weergeven. In Pages wordt de weergegeven waarde afgerond in plaats van afgekapt. Als de waarde bijvoorbeeld "5,75" is en u het aantal decimalen op nul instelt, wordt de waarde "6" weergegeven.

    • Het getypte aantal cijfers achter het decimaalteken weergeven in elke cel: Verwijder het huidige aantal in het veld 'Decimalen' of klik op de pijl-omlaag bij 'Decimalen' totdat u bij de instelling 'Autom.' uitkomt.

    • Opgeven hoe negatieve waarden moeten worden weergegeven: Kies een optie uit het venstermenu rechts van het veld 'Decimalen'.

    • Het scheidingsteken voor duizendtallen weergeven: Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken duizendtallen' in.

Als u een cel opmaakt die al een waarde bevat, wordt deze waarde als decimale waarde beschouwd en automatisch omgezet in een percentage. 3 wordt bijvoorbeeld 300%.

Percentages die in een formule worden gebruikt, worden automatisch omgezet naar een decimaal getal. Zo wordt een waarde die wordt weergegeven als 3% in een formule omgezet naar 0,03.

Datum en tijd

  1. Selecteer een cel of celbereik.

  2. Kies in het paneel 'Cel' van het infovenster 'Opmaak' de waarde 'Datum en tijd' uit het venstermenu 'Gegevensnotatie'.

  3. Kies een notatie uit het venstermenu 'Datum'.

    Als u 'Geen' kiest, wordt er geen datum weergegeven in de cel, zelfs als er wel een datum wordt ingevoerd en in datum- en tijdberekeningen wordt gebruikt.

  4. Kies een notatie uit het venstermenu 'Tijd'.

    Als u 'Geen' kiest, wordt er geen tijd weergegeven in de cel, zelfs niet als er een tijd wordt ingevoerd en in datum- en tijdberekeningen wordt gebruikt.

Als u niet zowel een datum als een tijd invoert, wordt een standaardwaarde voor u toegevoegd. Als u bijvoorbeeld "13:15" typt, wordt standaard de huidige datum toegevoegd.

Duur (tijdseenheden)

De standaardinstelling voor cellen met gegevens over tijdsduur is dat alle ingevoerde tijdseenheden worden weergegeven. U kunt deze instelling wijzigen om in cellen van dit type alleen bepaalde tijdseenheden weer te geven (bijvoorbeeld alleen uren en geen minuten, seconden of milliseconden), zelfs wanneer er nauwkeurigere tijdseenheden zijn ingevoerd in de cel en deze worden gebruikt in formules met berekeningen op basis van tijdseenheden.

  1. Selecteer een cel of celbereik.

  2. Kies in het paneel 'Cel' van het infovenster 'Opmaak' de waarde 'Duur' uit het venstermenu 'Gegevensstructuur'.

  3. Voer een van de volgende stappen uit:

    • Labels voor tijdseenheden weergeven of verbergen: Klik op 'Automatische eenheden' en kies een optie uit het venstermenu 'Stijl':

      • 0: Hiermee verbergt u alle labels voor tijdseenheden.

      • 0w: Hiermee geeft u labels voor tijdseenheden verkort weer, zoals "m" voor minuten.

      • 0 weken: Hiermee geeft u labels voor tijdseenheden volledig weer.

    • In alle cellen met een tijdsduur dezelfde eenheden weergeven: Klik op 'Aangepaste eenheden' en klik op eenheden aan het linker- of rechteruiteinde van de schuifknop voor het duurbereik om het bereik van de tijdsduur te bepalen (van weken ('wk') tot milliseconden ('ms')).

Als u de duurnotatie wijzigt nadat u gegevens in de cel hebt ingevoerd, worden die gegevens automatisch aangepast aan de nieuwe duurnotatie die u hebt ingesteld.